Kan een opdrachtgever zomaar een andere aannemer onder de arm nemen?

Onze wetgeving voorziet in een “eenzijdige verbreking van een aannemingsovereenkomst” in hoofde van de opdrachtgever/klant.

Artikel 1794 van ons Burgerlijk Wetboek stelt dat de opdrachtgever de aanneming tegen een vaste prijs door zijn enkele wil kan verbreken, ook al is het werk al begonnen. Doch hij moet de aannemer schadeloos stellen voor al zijn uitgaven, zijn arbeid en alles wat hij bij de aanneming had kunnen winnen.

Een dergelijke eenzijdige verbreking door de opdrachtgever heeft onmiddellijke uitwerking en werkt voor het toekomstige. Dit houdt in dat de aannemer de bouwplaats moet verlaten en dat hij zich tegen deze eenzijdige opzegging eigenlijk niet kan verzetten.

Er is hier geen sprake van enige contractbreuk en de opdrachtgever moet geen reden opgeven waarom hij deze overeenkomst eenzijdig verbreekt!

Daartegenover staat dan wel dat de aannemer recht heeft op een vergoeding.

Indien nu de aannemer fouten maakt, dan spreekt het voor zich dat hij niet altijd tot enige schadevergoeding kan gehouden worden.

De opdrachtgever zal in de eerste plaats moeten aantonen dat de aannemer een fout maakte. Hij zal dan wellicht een aangetekende ingebrekestelling sturen naar de aannemer! Best is toch dat de aannemer hierop reageert; anders kan de opdrachtgever de aannemer “contractbreuk” aansmeren.

Een voorbeeld uit de praktijk

André laat nieuwe tegels plaatsen om en rond zijn zwembad en nadat de werken toch al een eind geëvolueerd zijn, stelt hij allerhande mankementen vast. Verschillende keren stelt hij aannemer Victor hiervan op de hoogte, maar deze maakt geen aanstalten om de gebreken weg te werken. Opdrachtgever André beslist om zijn overeenkomst met aannemer Victor te beëindigen en de mankementen door een andere aannemer te laten wegwerken. Hij baseert zijn vordering op het hierboven aangehaalde artikel 1794 van het Burgerlijk Wetboek. Aannemer Victor wenst dat André voor de verbreking van dit contract een fikse schadevergoeding betaalt. Opdrachtgever André gaat hier niet mee akkoord. Daar Victor fouten heeft gemaakt, meent André dat hij niet moet opdraaien voor de kosten die deze gebreken met zich meebrengen!

De rechter meent dat André zeker de mogelijkheid had om beroep te doen op artikel 1794 van het Burgerlijk Wetboek en de aannemingsovereenkomst eenzijdig te beëindigen.

Verder beslist de rechter ook dat indien er zich mankementen en gebreken hebben voorgedaan tijdens het uitvoeren van de werken, dan kan de aannemer hiervoor geen vergoeding eisen van de opdrachtgever daar hij deze schade zelf heeft veroorzaakt!

De rechter meent dat de kosten voor werkzaamheden die eigenlijk door aannemer Victor hadden moeten uitgevoerd worden en die André door een andere aannemer liet in orde brengen, in mindering moeten gebracht worden op de vergoeding die door bouwheer André moet betaald worden. Schade door verzuim van de aannemer kunnen hier volgens de rechter niet ten laste van de opdrachtgever worden gelegd.

Solange Tastenoye

www.solangetastenoye.be